Ik heb lang geaarzeld bij welk vak ik me zou aanmelden voor het 10 minutengesprek van mijn zoon. Een duivels dilemma. Eigenlijk moest ik overal naartoe; zo lekker gaat het met die schoolresultaten niet. Helaas is dat geen optie. 10 minuten kun je krijgen en je mag maximaal 3 docenten kiezen die je wil spreken. Daarvan zijn er dan altijd 2 toch niet aanwezig of bij nader inzien acuut ziek, dus het is zaak om strategisch te kiezen.
Ook de dag of het tijdstip is niet iets wat in goed overleg wordt bepaald om de beoogde samenwerking in de leerontwikkeling van de jeugd te onderstrepen. Jij moet komen op het moment dat school heeft uitgekozen. Dat doen ze trouwens bij voorkeur op tijdstippen dat ondernemend Nederland na een lange dag hard werken thuis komt en -dan ter overleving van de soort- graag wil eten, maar mensen die op scholen werken hebben kennelijk een ander bioritme. Of een goede kantine natuurlijk.
Anyway. Het is dus 18:50 u op een woensdagavond. Ik loop het schoolplein op met aan mijn zijde een lang, gebogen voorlopig resultaat van een partiële groeispurt. Het is een groot, disproportioneel gevormd lijf dat penetrante, bijkans onmenselijke geuren verspreidt als bewijs van het voortdurende vormingsproces. En dat lijf wil àlles behalve met mij naar dit 10 minuten gesprek.
Ik probeer er (heel dom) nog wat van te maken door dingen te zeggen die ik wel maar hij duidelijk absoluut niet grappig vindt. Zoals: ‘nou, met een beetje mazzel blijf je niet zitten en als dat helaas wel gebeurt, kennen we in ieder geval de weg naar de conrector vast’. Spreken is zilver, zwijgen is goud, ik weet het. Ik doe ook maar wat om het een beetje draaglijk voor hem te maken.
Handschoenen af
Op de bel waarvan ik eerst dacht dat we ontruimd werden in verband met een luchtaanval, mogen we naar binnen. Meteen in de eerste minuut gaan de handschoenen af en begint het mij te dagen: dit wordt geen gedachtewisseling over de beste manier om Hugo te ondersteunen in zijn ontwikkeling als puber in het algemeen en zijn leerproces voor het vak scheikunde in het bijzonder. Dit is the roast of Hugo.
Alsof er in dat krap halve decennium dat ik van school ben niets is veranderd. De snor, de bril, de toon, de blik: àlles aan deze man is zó stereotype dat ik me even oprecht afvraag of het niet dezelfde docent is die ik ooit had. Wat hij zegt komt mij ook al voor als een vage herkenning van een fase eerder in mijn leven. Dingen als:
’ Tsja….. ik leg het allemaal wel uit hoor. Meerdere keren zelfs. En ik schrijf het óók nog op het bord. Maar ja……. Als jij dan vooral belangstelling hebt voor andere zaken, tsja, dan wordt het natuurlijk nooit wat. Ik bedoel, als ik nou zeg: schrijf maar over in je schrift wat ik op het bord schrijf en jij zit dan te tekenen op je laptop, tsja…. Dan wíl je dus kennelijk geen voldoende halen. Dat is natuurlijk duidelijk. En dat gebeurt dan dus ook niet. Dus zeg mij maar even na als ik zeg wat ik altijd zeg: ‘Als ik mijn best niet wil doen, hoeft dat niet, maar dan kan ik beter naar een andere school’.
Cursus positieve feedback geven gezocht
Terwijl ik me ter plekke voorneem deze docent ongevraagd aan te melden voor de eerste de beste cursus positieve feedback geven, zeg ik niks. Dat kan natuurlijk niet. Ik ben van rol gewisseld, althans, voor de buitenwereld. Ik ben nu een verstandige, strenge, maar rechtvaardige moeder die alle begrip heeft voor de onmogelijke positie van deze scheikunde docent en die haar enfant terrible van een zoon op basis hiervan eens stevig zal aanspreken. Maar van binnen ben ik zelf ook nog steeds puber en nog even verbijsterd als 30 jaar geleden over het totale gebrek aan afgestemde, echt uitdagende feedback die deze puber wèl in beweging zou krijgen.
Ik heb medelijden met mijn zoon over wie deze man de normaalste dingen blijft zeggen alsof het regelrechte doodzonden zijn. Hugo houdt zich kranig. Hij is zelfs rechtop gaan zitten (en ja, dat zegt wat) en hij biedt zijn excuses aan. Helemaal volgens het boekje. Uitgebreid en zonder voorbehoud, hand in eigen boezem. Hij brengt het ook best goed, want ik hoor hem dingen zeggen als:’ik ben soms zo moe tijdens het achtste uur, meneer, dan dwaal ik inderdaad af. Ik zal beter opletten en vooraan komen zitten en ik zal geen laptop meer open hebben maar alleen nog mijn schrift en dan zal ik alles opschrijven wat u zegt.’
Crisiscommunicatie is ook een vaardigheid
Ik ben trots op de crisiscommunicatie vaardigheden die Hugo ter plekke demonstreert. Deze jongen weet wat schakelen is. Maar het is nog niet genoeg. De docent vraagt hoe het zit met een opdracht die hij niet heeft ingeleverd. Opdracht….? Ach ja! Nou weet Hugo het weer! Zo stom! Ja, gewoon vergeten meneer. Sorry.’
‘Gewóón vergéten?!!!!’ De man hangt nu fysiek over mijn zoon heen. Beide happen naar adem. ‘Wat is er precies “gewoon” aan vergeten om je huiswerk in te leveren? Ik vind dat helemaal niet gewoon, maar jij kennelijk wel!’ De ramen trillen nog net niet in hun sponningen.
‘Nee, nee! spartelt Hugo nog, ik vind dat ook niet gewoon, maar… Ik bedoel: ik fiets dan naar huis en dan denk ik echt: als ik thuis kom, doe ik die opdracht meteen even, maar als ik dan thuis bèn, ja dan…..’
‘ En DIT bedoel ik dus!’ Buldert de beul die zich om mij onduidelijke redenen nog docent mag noemen terwijl hij met zijn hand demonstratief op tafel slaat. ‘Nou hoort u het zelf!’ Zijn priemende vinger wijst nu naar mij.
Ik moet wat zeggen maar ik heb geen idee wat. Ik wil hier weg en tegen Hugo zeggen dat het nog even erg is als toen ik jong was en dat alles goed komt. Dat ‘ie alleen eens met checklists moet gaan werken om zijn hopeloze werkgeheugen te managen maar Hugo zit vastgenageld aan zijn stoel en van mij wordt iets belangrijks verwacht.
‘Eh…. Nou ….ehm …. Ik eh’ Met veel gevoel voor drama laat de docent zijn vermoeide lijf weer zakken in de te krappe schoolstoel. Hugo heeft het duidelijk niet van een vreemde zie ik hem denken. Onnodig langzaam herhaalt hij veelzeggend: ‘éven’ zei hij. Hij zei: ’dat doe ik dan even’. En daar gaat het dus mis. Want het is niet ‘even’, mijn opdrachten doe je niet ‘even’ en als je dat wel doet, dan zit je dus hier met een onvoldoende’.
Saved by the bell
De term saved by the bell heeft zijn betekenis herwonnen. Het luchtalarm klinkt me nu als muziek in de oren. Buiten adem staan we op de gang. Hugo kijkt me vol ongeloof aan: ‘mam, WTF was dat?’ Ik wil honderd dingen tegen hem zeggen. Maar ik weet niet wat het eerste helpt. Dus ik zeg: ‘Gewoon ondernemer worden schat, dan komt het wel goed’.
Hugo schiet in de lach. Heb je als ondernemer geen dingen die op tijd af moeten dan, vraagt hij. Tuurlijk wel, zeg ik. Maar dat zijn de dingen die jij zelf belangrijk vindt. En dan lukt het je wel. Omdat je dan zèlf wil dat het af is.
Hugo haalt zijn schouders op. ‘Kziewel’. Als hij ondernemer zou worden, zou hij hetzelfde gaan doen als zijn moeder . Dat is natuurlijk ondenkbaar op je 15e.
Op gesprek na een verloren aanbesteding
Klanten die mij bellen als ze een aanbesteding hebben verloren, adviseer ik altijd om op gesprek te gaan bij de aanbestedende dienst. De reactie is bijna altijd ongeveer hetzelfde:
Klant: Op gesprèk?
Ik: ja
Klant: Bij de aanbestedende dienst?!
Ik: Jazeker
Klant: nou…. Nee, dank je de koekoek. Ze hebben ons net afgewezen!
Ik: daarom juist
Klant: Waarom zou ik dat moeten doen?
Ik: Omdat je dan kunt leren wat er mis is gegaan zodat je het een volgende keer beter kan doen.
Klant: Nou …. Eh… nee. Bedankt.
Verliezen doet pijn
De gedachte aan een gesprek met de aanbestedende dienst die jou net heeft laten weten dat ze voornemens is de opdracht aan jouw concurrent te gunnen omdat jouw aanbod beduidend minder overtuigend en onderscheidend was dan dat van die concurrent die veel meer meerwaarde heeft geboden, voelt voor veel ondernemers als een 10 minuten gesprek met je moeder bij je scheikunde docent. Niemand laat zich graag vrijwillig vernederen.
Les voor afgewezen inschrijvers
Ondernemers onderschatten de waarde van een “niet gegund gesprek”. En inkopers overschatten de mentale weerbaarheid van een ondernemer die net wekenlang alles uit zijn handen heeft laten vallen om de beste offerte te maken om vervolgens te horen dat het allemaal voor niets is geweest.
Wees een beetje begripvol naar elkaar. Die gesprekken zijn voor beide partijen nuttig en belangrijk. Ze geven de afgewezen inschrijver gerichte handvatten voor wat er beter kan voor een volgende keer, ook al zijn ze het niet met de gunningsbeslissing eens. Je moet juist een ondernemer willen die verontwaardigd is, anders heeft hij niet zijn beste inschrijving gedaan. Die wrijving hoort erbij als je geëngageerde mensen voor je aan het werk zet en er maar één beste kan zijn.
Les voor inkopers
Ook inkopers leren van dit soort gesprekken. Vraag eens actief terug hoe deze ondernemer de aanbesteding heeft ervaren. Die feedback zou de basis moeten zijn onder je volgende aanbesteding over een paar jaar. Wedden dat je hoort dat er veel onduidelijk voor deze ondernemer was? Geef dan mee dat ‘ie daar voortaan een vraag over moet stellen en néém dan mee dat jij de volgende keer nòg concreter moet uitvragen. Het is niet altijd allemaal vanzelf duidelijk. Over en weer niet. De aanbestedingspraktijk wordt oprecht beter van goede evaluatiegesprekken.


